De vv Jubbega beleefde haar glorietijd in de jaren zestig. Tot twee keer toe speelde het
eerste team op het hoogste niveau van het Nederlandse amateurvoetbal. Vooral in het
begin van de jaren zestig was Jubbega een ploeg om rekening mee te houden. Jubbega
kende in die jaren een generatie voetballers die zowel individueel maar ook in
teamverband tot de betere spelers van het Noorden behoorden. Met name keeper Durk
Seinstra, (die ook nog een seizoen bij Cambuur onder de lat stond) en Oebele en Grietus
de Vries. Twee van de maar liefst negen zonen van Jabik en Janke de Vries die allemaal
in verschillende periodes in het eerste team van de club hebben gespeeld. Oebele en
Grietus waren vooral spelers met duidelijk individuele kwaliteiten die ook door velen buiten
Jubbega werden onderschreven. Al in 1958 kregen ze beide een uitnodiging voor een
proefwedstrijd bij de semiprofs van vv Leeuwarden. Grietus speelde later ( in 1962) zelfs
nog een seizoen voor vv Heerenveen en haalde ook eenmalig het Nederlands amateurelftal.
Hij speelde in juni 1962 mee in een wedstrijd tegen Frankrijk maar bedankte
vervolgens voor de volgende wedstrijd tegen Engeland. Samen met onder andere hun
jongere broers Jan en Anton, maar ook spelers als Freddy Koelman, Wietse Blaauw (een
zwager van Oebele en Grietus), Joop Visser, Jaap Oosten, Henkie Schiere, Rink van der
Sluis, Freddy Lukkes en Durk Seinstra hadden Grietus en Oebele Jubbega in die jaren
opgewerkt tot een meer dan goede eerste klas voetbalvereniging. (De eerste klas was in
die tijd het hoogste niveau in het amateurvoetbal).